Op de middelbare school kreeg ik bij het vak economie les uit de ‘bijbel’ van Prof. Heertje: ‘Kern van de economie, deel 1’. Bij de inleiding over vraag en aanbod en de geschiedenis van arbeid was de essentie eigenlijk heel simpel. Een bedrijf of organisatie vraagt arbeid en de medewerker biedt zijn krachten aan en ontvangt in ruil daarvoor loon.

De essentie is tegenwoordig nog steeds hetzelfde, maar de verhoudingen zijn ingrijpend anders en tevens is de wet- en regelgeving sterk uitgebreid en ontwikkeld. Deze wet- en regelgeving is al jaren onderwerp van discussie in o.a. de politiek .We hebben te maken met grote groepen die geen aansluiting hebben met de arbeidsmarkt en aan de andere kant veel onvervulbare vacatures. De discussie over bescherming en zorg van de werkgevers voor de werknemers aan de ene kant en eigen verantwoordelijkheid en initiatief van de werknemers zelf aan de andere kant, hebben we de afgelopen jaren al ervaren in nieuwe regels en wetgeving.

Zo is er nu het voorstel van minister Donner over de wijziging van het ontslagrecht en de felle oppositie van o.a. de PvdA en vakbonden daartegen. Donner wil het ontslagrecht versoepelen en de ontslagvergoeding voor de medewerkers die ontslagen worden maximeren tot één jaarsalaris. Hij hiermee de drempel verlagen voor het in dienst nemen van langdurig werklozen en oudere werknemers. Het is ook een lastig evenwicht: We willen zorgen voor elkaar zonder dat de ander te afhankelijk wordt en willen flexibiliteit zonder te verzanden in vooroorlogse toestanden. Los van regelingen en wetten, geloof ik het meest in een persoonlijke aanpak bij begeleiden van mensen naar werk. Het staat zo mooi in de loopbaanboeken van tegenwoordig. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor de eigen loopbaan en ontwikkeling. Voor de goed opgeleide, jonge medewerker is dat geen probleem, maar mensen – die door wat voor omstandigheden ook – minder sterk staan, is dat minder makkelijk. Maar zeker niet onmogelijk. Want wie wil zoekt een mogelijkheid en wie niet wil zoekt een reden.

Dat heb ik ook onlangs nog weer gemerkt in mijn baan als coach bij de begeleiding van een groep medewerkers die hun baan kwijtraken. Ze krijgen allemaal nog een jaar hun salaris doorbetaald en krijgen gedurende een jaar begeleiding bij het zoeken naar werk. Essentieel zijn hierbij hun gedachten over eigen mogelijkheden. Zo ben ik in gesprek met Frank. Goed opgeleid en op zoek naar een fulltime baan. Frank wil het liefst precies dezelfde functie weer terug en solliciteert uitsluitend op vaste banen. Banen via een uitzendbureau wijst hij op voorhand af, want..’ ik wil wel zekerheid’. Dat hij dat bij zijn oude werkgever uiteindelijk ook niet kreeg, doet daar niets aan af. Tijdens een sollicitatiegesprek wat hij onlangs had, heeft hij sterk de nadruk gelegd op de garantie dat het wel een vaste baan moet zijn. Hij is afgewezen. Zijn collega Marjo is 46 jaar. Zij ziet de situatie waar zij zich in bevindt als een mogelijkheid iets anders te gaan doen. Via het uitzendbureau heeft ze een tijdelijke functie aangenomen voor drie maanden. Met veel enthousiasme is ze aan de slag gegaan en zo heeft ze uiteindelijk een baan voor een jaar aangenomen. Wat ik hiermee zeggen wil is, dat een ‘vaste baan’ tegenwoordig slechts een schijnzekerheid is en dat we het fenomeen ontslagvergoeding naar mijn mening meer moeten zien als een tijdelijke overbrugging voor een tekort in het huishoudboekje dan als een instrument dat ons over een lange reeks van jaren financiële zekerheid moet verschaffen. Want wie van het laatste uitgaat, zal minder snel geneigd zijn uit te gaan van de eigen mogelijkheden en doet daarmee uiteindelijk ook zichzelf tekort.

Jacqueline van Vreden

Eerder verschenen in Tubantia